Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet houdende de omzetting van de Rijksstudiedienst voor de luchtvaart in een stichting

 

Artikel 17
De in den aanhef dezes genoemde Ministers zijn bevoegd bij gemeenschappelijke beschikking na overleg met de in artikel 5, lid 1 onder f, g, h en i genoemde lichamen, deze akte aan te vullen of te wijzigen, dan wel tot opheffing van de Stichting te besluiten, nadat het bestuur terzake is gehoord.

Artikel 18
1
Behoudens het recht van de Ministers om, na overleg met de in artikel 5, lid 1, onder f, g, h en i, van de akte van oprichting genoemde lichamen, de overeenkomst te allen tijde te doen eindigen geldt zij voor onbepaalden tijd, ingaande op den dag in artikel 1 genoemd.
2
Het bestuur kan de overeenkomst doen eindigen met een opzeggingstermijn van zes maanden.

Artikel 19
De kosten van deze akte en alle rechten en kosten, terzake van de afzondering verschuldigd, komen ten laste van de Stichting.
Overeenkomst voor het beheer van het Nationaal Luchtvaartlaboratorium
De Ministers van Waterstaat en van Financiën, hieronder verder aangeduid als "de Ministers", vertegenwoordigende het Rijk, partij ter eene zijde en het bestuur der Stichting "Nationaal Luchtvaartlaboratorium" te ?s-Gravenhage, hieronder verder aangeduid als "het bestuur", partij ter andere zijde, zijn overeengekomen als volgt.

Artikel 1
1
Gerekend van 1 Januari 1937 wordt het beheer van den Rijksstudiedienst voor de Luchtvaart, welke in den vervolge zal heeten "Nationaal Luchtvaartlaboratorium", overgedragen aan de Stichting.
2
Het bestuur verbindt zich tot het verrichten van alle handelingen, welke voor een zorgvuldig beheer van het laboratorium bevorderlijk zijn, onder welke handelingen begrepen geacht wordt het nastreven van een zoodanige samenwerking van het laboratorium met andere instellingen op het gebied van het toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek, dat zooveel mogelijk dubbel werk of dubbele outillage voorkomen wordt.
3
De Minister van Waterstaat, de Minister van Defensie, de Minister van Koloniën en de instantie, belast met de overheidscontrôle op luchtvaartmaterieel, kunnen bij het geven aan de Stichting van een opdracht omtrent het doen van onderzoekingen of het nemen van proeven dan wel omtrent het geven van adviezen met betrekking tot een bepaaldelijk omschreven onderwerp verlangen, dat zulk een opdracht den voorrang zal hebben boven alle andere werkzaamheden. Indien voor verschillende opdrachten tezelfdertijd voorrang wordt verlangd stelt het bestuur de hierbij betrokkenen onverwijld hiervan in kennis, met het verzoek nader te worden ingelicht, aan welke opdrachten successievelijk de voorrang moet worden gegeven. In afwachting van een beslissing daaromtrent regelt het bestuur de werkzaamheden naar beste weten.
4
Wanneer aan een opdracht, als bedoeld in het vorige lid, niet kan worden voldaan, zonder dat in de overige werkzaamheden hinderlijk oponthoud ontstaat, zal omtrent de voorziening in de uitvoering van die opdracht door het bestuur nader overleg worden gepleegd met dengene, die de opdracht gaf, waarbij rekening zal worden gehouden met de mate, waarin door het hierbij betrokken Departement in de kosten, aan de uitvoering van die opdracht verbonden, zal worden bijgedragen.

Artikel 2
1
Het Rijk verleent, gerekend van 1 Januari 1937, aan de Stichting tot wederopzegging het privaatrechtelijk gebruik van de gebouwen, genummerd 27, 28, 29, 35, 36, 37 en 38 met het terrein op het Marine-Etablissement, te Amsterdam, zooals een en ander tot dusver werd gebruikt door den Rijksstudiedienst voor de Luchtvaart, tegen betaling van een jaarlijksche vergoeding van f 5000,-.
3
Desgewenscht kan de betaling geschieden door overschrijving of storting van het verschuldigde bedrag op de postgirorekening n°. 4892 van den voornoemden Ontvanger, in welk geval op het overschrijvings- of stortingsbiljet de oorzaak van de betaling moet worden vermeld.
4
Wanneer de betaling niet binnen veertien dagen na den verschijndag is geschied, wordt de vergoeding, zonder dat hiertoe eenige inverzuimstelling noodig is, verhoogd met één ten honderd voor iedere ingegane maand verzuim.
5
Ten aanzien van alle verschuldigde bedragen wordt beroep op schuldvergelijking uitgesloten.

Artikel 3
1
Indien het in artikel 2, lid 1, bedoelde gebruik eindigt, zijn over het loopende kalenderjaar zooveel twaalfde deelen van de vergoeding verschuldigd, als er maanden van dat jaar geheel of ten deele zijn verstreken op het oogenblik, waarop de krachtens deze overeenkomst in gebruik zijnde Rijkseigendommen zijn opgeleverd in een staat ten genoegen van den Minister van Financiën.
2
Onverminderd het in artikel 18, lid 1, bepaalde kan het Rijk te allen tijde en tegen ieder gewenscht tijdstip het in artikel 2, lid 1, bedoelde gebruik opzeggen, zonder dat de Stichting eenig recht op schadeloosstelling kan doen gelden. In dit geval wordt hetgeen van de vergoeding verschuldigd is, op de in het vorig lid bepaalde wijze berekend; in elk geval dient de vergoeding te worden betaald tot den datum, tegen welken het gebruik is opgezegd.
3
Indien het gebruik wordt opgezegd wegens niet tijdige betaling van de bij deze overeenkomst bedongen jaarlijksche vergoeding of wegens andere verzuimen van de zijde van de Stichting, moet de vergoeding over het loopend kalenderjaar ten volle worden voldaan.
4
Bij het opzeggen van het in artikel 2, lid 1, bedoelde gebruik is hetgeen van de vergoeding nog verschuldigd is, terstond opeischbaar.

Artikel 4
1
De in artikel 2 bedoelde Rijkseigendommen moeten bij het eindigen van het gebruik binnen een alsdan te stellen termijn worden opgeleverd in een staat ten genoegen van den Minister van Financiën.
2
Bij gebreke hiervan zullen de noodige voorzieningen vanwege het Rijk geschieden op kosten van de Stichting, onverminderd haar verplichting tot schadevergoeding.

Artikel 5
De op- of aanzeggingen betreffende het in artikel 2 bedoelde gebruik kunnen rechtsgeldig bij aangeteekenden brief geschieden door of aan den Inspecteur der Domeinen te Amsterdam.

Artikel 6
1
Het Rijk draagt alle losse inventarisgoederen, gesplitst in gebruiksgoederen, zooals meubelen, werktuigen, instrumenten, enz., en in verbruiksgoederen, zooals magazijnvoorraden, e.d., welke op den dag, waarop deze overeenkomst van kracht wordt, in gebruik of opgeslagen zijn bij den Rijksstudiedienst voor de Luchtvaart, aan de Stichting in eigendom over, tegen nader vast te stellen bedragen. Voor de gebruiksgoederen zal dat bedrag worden bepaald naar een op te maken inventaris, rekening houdende met de noodige afschrijving op de goederen sedert de aanschaffing en eventueel na nadere taxatie; voor de verbruiksgoederen naar een op te maken staat van aanwezige goederen. Inventaris en staat zullen door vertegenwoordigers, aan te wijzen door partijen ter eene en ter andere zijde, worden opgemaakt. Voor deze overdracht wordt door de Stichting een schuldbekentenis aan het Rijk gegeven overeenkomstig een bedrag, vast te stellen door de vertegenwoordigers, die tevens de rentevergoeding en aflossing regelen.
2
Bij het eindigen van het gebruik, bedoeld in artikel 2, lid 1, komen alle terreinen, gebouwen, inrichtingen en goederen, welke aan de Stichting toebehooren, zonder vergoeding aan het Rijk, voor zooverre bij de beschikking tot opheffing niet anders wordt bepaald.

Artikel 7
Het bestuur stelt een openingsbalans vast, die de goedkeuring behoeft van de Ministers.

Artikel 8
1
Gedurende het bestaan van de Stichting kan door het bestuur worden overgegaan tot stichting van nieuwe gebouwen, inrichtingen, enz., zoomede tot uitbreiding, wijziging en verbetering en inrichting van de in artikel 2 bedoelde gebouwen, met inbegrip van den inventaris, een en ander teneinde de gebouwen, enz., ook verder te doen beantwoorden aan het in artikel 2 van de akte van oprichting der Stichting, hierna te noemen akte van oprichting, omschreven doel. Bij deze handelingen zal het bestuur zich houden binnen de in artikel 13 van deze overeenkomst bedoelde begrooting met werkplan, tenzij de kosten uit eigen vermogen of uit in het bijzonder voor dat doel ter beschikking gestelde en door het bestuur daarvoor aanvaarde bijdragen worden bestreden.
2
Voor de stichting van nieuwe gebouwen, inrichtingen, enz., op het in artikel 2 bedoelde terrein, zoomede voor werken tot uitbreiding, wijziging, verbetering en inrichting van de in dat artikel bedoelde gebouwen, is de voorafgaande toestemming van den Minister van Financiën vereischt.

Artikel 9
Het bestuur draagt voor rekening van de Stichting zorg voor het geheele onderhoud van de gebouwen, terreinen, enz.

Artikel 10
Indien het Rijk tengevolge van het stichten of uitbreiden van gebouwen, overeenkomstig het in artikel 8 bepaalde in de grond- of eenige andere belasting of lasten wordt aangeslagen, is de Stichting verplicht een gelijk bedrag als het verschuldigde aan het Rijk terug te betalen, binnen veertien dagen na daartoe gedaan verzoek.

Artikel 11
De ambtenaren van de domeinen hebben te allen tijde vrijen toegang tot de in artikel 2 bedoelde Rijkseigendommen en tot de daarop nog te stichten gebouwen, inrichtingen of werken.

Artikel 12
1
Het bestuur stelt algemeene regelen vast voor het bepalen van de vergoedingen voor de in artikel 2 van de akte van oprichting bedoelde werkzaamheden en voor het geven van gelegenheid tot het doen van proeven.
2
Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde regelen zullen zooveel mogelijk de beginselen van een commercieele berekening van de vergoedingen in acht worden genomen.
3
Den aanvrager van een advies, als bedoeld in artikel 2 van de akte van oprichting, wordt te voren medegedeeld, dat de Stichting terzake van het advies geen geldelijke aansprakelijkheid aanvaardt.

Artikel 13
1
Het Rijk en de in artikel 5, lid 1, onder f, g, h en i, van de akte van oprichting genoemde lichamen verleenen aan de Stichting jaarlijks een subsidie tot een bedrag als noodig zal blijken te zijn om in het verlies van de exploitatie, echter tot een maximum als genoemd in lid 4 van dit artikel, te voorzien. Het Rijk maakt zich tegenover de Stichting sterk, dat de hiervoren bedoelde lichamen naar een nader tusschen het Rijk en die lichamen overeen te komen verhouding, in het subsidie zullen bijdragen, met dien verstande, dat het Rijk tegenover de Stichting geen aansprakelijkheid aanvaardt voor niet-nakoming door die lichamen van de tegenover het Rijk aanvaarde verplichtingen.
2
Het bestuur verstrekt jaarlijks, uiterlijk den eersten April, aan den Minister van Waterstaat een ontwerp-begrooting en werkplan voor het eerstvolgend jaar, waaruit blijkt of en tot welk bedrag verlies in het betreffende jaar verwacht wordt. Het doet daarbij een voorstel omtrent de verdeeling van dit bedrag over de daarvoor in aanmerking komende hoofdstukken van de Rijksbegrooting en lichamen. Een afschrift van deze stukken wordt toegezonden aan de Nederlandsche Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek ten behoeve van Nijverheid, Handel en Verkeer (verder aangeduid met Nijverheidsorganisatie T.N.O.).
3
Het bestuur verstrekt aan de Ministers de inlichtingen, welke zij vragen. Zij hebben het recht de boekhouding te doen onderzoeken.
4
Na ontvangen bericht van den Minister van Waterstaat op welk bedrag aan subsidie in maximum kan worden gerekend, stelt het bestuur de begrooting van inkomsten en uitgaven voor het betreffende jaar vast, waarbij de aanwijzingen worden in acht genomen, welke door dien Minister met betrekking tot de begrooting en het werkplan werden gegeven. Een afschrift van de begrooting wordt toegezonden aan de beide Kamers der Staten-Generaal en aan de Algemeene Rekenkamer, zoomede aan de Ministers en aan de Nijverheidsorganisatie T.N.O.
5
Zoo noodig zal een gedeelte van het in lid 4 bedoelde subsidie aan de Stichting bij wijze van voorschot kunnen worden uitgekeerd.

Artikel 14
1
Voor zoover de Minister van Waterstaat niet anders bepaalt, worden de op het tijdstip van de overdracht bij den Rijksstudiedienst voor de Luchtvaart met vaste aanstelling in Rijksdienst werkzame personen bij de Stichting gedetacheerd in denzelfden rang, dien zij bij de detacheering bekleeden. Zij staan vanaf den datum van ingang van de detacheering onder de bevelen van het bestuur der Stichting met inachtneming van het bepaalde in de leden 2, 3 en 4 van dit artikel.
2
Voor de overeenkomstig lid 1 gedetacheerde personen gelden, behalve de algemeene voor Rijksambtenaren geldende bepalingen en voorschriften, de nadere algemeene voorschriften, welke ingevolge artikel 132 van het Algemeen Rijksambtenaren reglement bij Koninklijk besluit van zijn vastgesteld.
3
In geval van geschillen, gerezen tusschen het bestuur en de in lid 1 genoemde personen, gedraagt het bestuur zich naar de beslissing van den Minister van Waterstaat.
4
De Stichting betaalt jaarlijks vóór een door den Minister van Waterstaat te bepalen tijdstip aan het Verkeersfonds terug de bedragen, welke het Rijk voor het betrokken jaar uitgeeft voor bezoldiging van en pensioensbijdragen voor de in lid 1 bedoelde personen.
5
Onverminderd het bepaalde in de vorige leden van dit artikel kunnen bij de Stichting door de Ministers van Waterstaat en van Defensie, na het bestuur gehoord te hebben, ambtenaren en andere personen in Rijksdienst worden gedetacheerd. Hun verhouding tot het bestuur zal bij hun detacheering worden geregeld.

Artikel 15
De opvolging van de ingevolge lid 1 van het voorgaande artikel bij de Stichting gedetacheerde personen geschiedt op de wijze als nader door den Minister van Waterstaat, gehoord het bestuur, zal worden geregeld.

Artikel 16
Het bestuur stelt een instructie vast voor alle personen, die bij de Stichting werkzaamheden verrichten. In die instructie mogen niet ontbreken bepalingen, welke voor zoover noodig geheimhouding waarborgen met betrekking tot hetgeen bij de Stichting ter kennis van die personen is gekomen, met dien verstande, dat in elk geval geheimhouding moet zijn gewaarborgd ten aanzien van zaken, waaromtrent de daarbij betrokken Minister geheimhouding heeft opgelegd.
Evenbedoelde bepalingen behoeven de goedkeuring van den Minister van Waterstaat.

Artikel 17
Indien de instantie, welke met de overheidscontrôle op luchtvaartmaterieel is belast, dit in bepaalde gevallen verlangt, is de Stichting verplicht aan een of meer door die instantie met name aangewezen, bij de Stichting werkzaam zijnde personen opdracht te geven deze instantie technisch-wetenschappelijken bijstand van adviseerenden aard te verleenen omtrent vraagstukken, welke zich naar aanleiding van de overheidscontrôle voordoen, voor zoover deze bijstand niet bestaat uit laboratorium-werkzaamheden.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •